donderdag 8 mei 2014

Diefstal en moord in 1817 en 1818 in Sommelsdijk

Meer armoede, meer criminaliteit
In de tweede helft van de achttiende eeuw ging het de boeren goed en in de Bataafs-Franse tijd  werd geprofiteerd van uitzonderlijk hoge prijzen. De materiële welvaart van de boerenstand, althans van degenen met de grotere bedrijven, nam aanzienlijk toe. Tegelijkertijd verkeerde de groeiende klasse van landarbeiders vaak in armoedige omstandigheden; er kwamen minder vaste arbeiders, want er werd meer en meer gewerkt met losse contracten alleen voor het seizoen. De winter was een zware tijd; het werk lag stil en vanwege de slechte verdiensten was niet iedereen in staat om voldoende reserves op te bouwen om de winter door te komen. 
De graanprijzen daalden plotseling in 1818, veroorzaakt door de toetreding van Zuid-Rusland en Oekraïne tot de Westeuropese markt; de daling duurde tot 1835. De daglonen van arbeiders daalden bijvoorbeeld in Zeeland wel met dertig tot veertig procent
In de eerste helft van de negentiende eeuw namen de sociale tegenstellingen op het platteland toe en hiermee samenhangend: meer bedelarij, een toenemend beroep op de armenzorg en ook criminaliteit. 'De criminaliteit nam toe als gevolg van de groeiende armoede onder de landarbeiders' is een stelling uit het recent verschenen standaardwerk Geschiedenis van Zeeland (1).
In 1815 werd in Middelharnis en Sommelsdijk een werkinrichting opgezet waar de armsten wat konden verdienen met spinnen en weven. Men wilde hiermee in de winter de bedelarij tegengaan. In 1816 werd in beide plaatsen het initiatief genomen tot een inrichting voor spijsuitdeling vanwege de duurte van de levensmiddelen. De inrichting was gedurende de maanden januari tot april actief. Sinds 1826 werd in Sommelsdijk twee keer per week eten uitgedeeld aan ongeveer 130 gezinnen (2).

Drie misdaden in 1815, 1817 en 1818
In de jaren 1815, 1817 en 1818 werden drie misdaden gepleegd die zeer veel stof deden opwaaien. De gewelddadige roofmoord op Cornelis Gebuis en zijn dienstmeid Neeltje Kom op een boerderij onder Nieuwe-Tonge op 17 oktober 1815 is door Jan Both beschreven. Een fruit- en viskoper uit Middelharnis, Leendert Wetsteen, heeft hiervoor op 21 september 1818 in Middelharnis de doodstraf gekregen, terwijl zijn broer Cornelis gegeseld en gebrandmerkt werd en twintig jaar gevangenisstraf kreeg. Dit was de laatste keer dat in Middelharnis de doodstraf werd voltrokken. In het vervolg gebeurde dat in Brielle (3).

Drie landarbeiders, een huisvrouw, een schipper en een koperslager, in de leeftijd van 22 tot 43 jaar, allen uit Sommelsdijk en Middelharnis, stonden in 1819 terecht voor diefstal bij twee landbouwers in 1817 en 1818 en voor de moord op een van hen. De misdrijven vonden niet toevallig in de wintermaanden plaats. Het lijkt erop dat we hier met georganiseerde misdaad te maken hebben. De daders beraamden hun plannen ruim tevoren en ze opereerden in groepsverband. 

Diefstal bij Laurens Hollander in 1817
Op 12 februari 1817 werd ingebroken in de woning van Laurens Hollander Senior, landman te Sommelsdijk. De inbraak gebeurde op een moment dat de bewoner 'den godsdienst bijwoonde en zijn huisvrouw een bezoek was gaan afleggen'. De daders waren Maarten Kranenburg en Hendrik Lugthart met Egge Lammers en Karel Kuijpers als medeplichtigen. Maarten Kranenburg had het voor die tijd astronomische bedrag van 2520 gulden weggenomen uit een verlakte kist. Het geld werd naar de boomgaard gebracht alwaar Lugthart een zakje met 63 gulden nam en Kranenburg acht Zeeuwse rijksdaalders. De rest, vier volle zakken met geld, werd bij Karel Kuijpers in bewaring gegeven. Karel haalde er 150 gulden uit en verborg de zakken in de kelder van zijn huis in een kuil onder een tegel waar hij een zak aardappelen op plaatste. 
De broer van Hendrik Lugthart, Adriaan, vertelde rond dat hij zijn broer schuldig hield aan deze misdaad. Hendrik besloot daarop om het geld, samen met Leendert Wouterse van der Velden, terug te bezorgen bij Laurens Hollander. Toen ze zich met dit doel van Middelharnis naar Sommelsdijk begaven kwam Egge Lammers hen achterna en bood zijn hulp aan. Drie van de vier zakken hebben ze bij de zoon van Laurens Hollander over de heining gegooid, waarmee een bedrag van 1290 gulden teruggegeven was. De vierde zak, vol met Zeeuwse rijksdaalders, eigende Egge Lammers zich toe. Aan Maarten Kranenburg en Hendrik Lugthart gaf hij nog enkele rijksdaalders.
Deze kwestie is pas bij het proces over de moord op Cornelis Trommel in 1819 volledig opgehelderd (4).

Roofmoord op Cornelis Trommel in 1818
Cornelis Trommel, 67 jaar en landman in Sommelsdijk, woonde geheel alleen in zijn woning met schuur. Op 6 januari 1818 werd hij als vermist bij de vrederechter in Sommelsdijk opgegeven. Toen de vrederechter, de schout en de griffier op onderzoek uitgingen, samen met de smid die de deur openbrak, merkten ze niets bijzonders op. De volgende dag keerde men terug om het huis te verzegelen en toen werd ontdekt dat een bureau en een lessenaar opengebroken waren.
Op dezelfde dag, de 7e januari, deed meester-horlogemaker Cornelis Benedictus Simons  uit Sommelsdijk aangifte. Koopman Benjamin van Leeuwen had in een herberg ter plaatse een zakhorloge vertoond aan de zoon van Simons. Dit horloge was enige tijd geleden door Cornelis Trommel gekocht. Van Leeuwen verklaarde voor het vredegerecht dat hij het horloge die ochtend van Lena Hoogzant had gekocht. Lena, de vrouw van Karel Kuijpers, werd verhoord en ontkende dat zij het horloge had verkocht, maar moest vervolgens in tegenwoordigheid van Van Leeuwen toegeven dat ze het horloge in bezit had gehad. Ze had het naar haar zeggen van Hendrik Lugthart uit Middelharnis gekregen, in ruil voor een ton aardappelen en een koperen ketel.  Hendrik Lugthart ontkende dit. De tegenstrijdige verklaringen en de weifelende houding van Lena en Hendrik deden de vrederechter besluiten om beide personen in verzekerde bewaring te houden.
Er werd een premie uitgeloofd voor degene die Cornelis Trommel zou vinden. Dit had gelijk resultaat want op 8 januari 1818 vonden twee fuseliers die met verlof in Sommelsdijk waren, een lijk (toegedekt met grond) in een wei aan de Langeweg in Middelharnis. Het land was eigendom van Cornelis Trommel. 
Jan Hoogstraten en Leendert van Antwerpen, fuseliers van het negende Bataljon Nationale Militie, verwittigden de vrederechter van het kanton Sommelsdijk Dr. Wilhelmus Gerbrandus van der Wall die geassisteerd werd door zijn griffier. De vrederechter, de griffier en drie chirurgijns (te weten Arent Laret van Klysma chirurgijn en accoucheur te Middelharnis en Gijsbert Beket en Jan Fraul chirurgijns te Sommelsdijk) begaven zich ter plaatse en lichtten het lijk uit de kuil. Alle omstanders waren het erover eens dat dit het lichaam van Cornelis Trommel was. Hij had zijn gewone kleren aan, maar zijn zilveren broekstukken en de gouden knopen van zijn hemd ontbraken. Zijn mes en zijn tabaksdoos had hij nog bij zich. De heren chirurgijns zagen dat Cornelis vele kneuzingen had en concludeerden dat hij overleden was door verstikking.(5)
De eerste die, na Hendrik Lugthart en Lena Hoogzant verhoord werd, was Josina Krijger, de vrouw van Hendrik Lugthart. Dit verhoor was aanleiding om ook Maarten Kranenburg die zich inmiddels 'heimelijk van Sommelsdijk verwijderd had'  te arresteren. Uiteindelijk werd de zaak pas in oktober opgehelderd door de uitvoerige bekentenis van Hendrik Lugthart.
De toedracht was als volgt. Maarten Kranenburg, Leendert Wouterse van der Velde,Egge Lammers  en Hendrik Lugthart hadden het plan beraamd om Cornelis Trommel om te brengen en te beroven. De rol van Lena Hoogzant was dat zij op de avond van 5 januari 1818 naar het huis van Cornelis Trommel ging om hem te waarschuwen dat de deur van zijn schuur zogenaamd open stond. Aangekomen bij de schuur werd Cornelis door Hendrik en Maarten overmeesterd en omgebracht. Hendrik Lugthart ging op de uitkijk staan en Maarten Kranenburg haalde vijf zakjes met geld bij elkaar 240 of 242 gulden en twee gouden krullen uit het huis, dat hij openmaakte met de sleutel die Cornelis op zak had. Lena was inmiddels naar huis gegaan waar ze door de beide mannen opgehaald werd om naar het huis van Hendrik Lugthart en zijn vrouw Josina Krijger in Middelharnis te gaan. Josina kreeg de opdracht om voor het gezelschap wijn, brood, spek en worst te kopen. 
Ze zijn gedrieën teruggekeerd naar het huis van Trommel om te zien wat ze nog buit konden maken. Lena heeft toen het zakhorloge en een brief meegenomen. Het bureau konden ze niet open krijgen dus hebben ze bij Lena thuis een beitel gehaald en zijn nogmaals naar het huis teruggegaan, maar ze hebben -om niet teveel argwaan te wekken- geen kostbaarheden meer meegenomen, hoewel er nog geld in de kast zat. Na gedane arbeid gingen ze naar het huis van Hendrik en Josina om spijs en drank te nuttigen. Josina lag toen al in bed.
Het gestolen geld werd in vier porties verdeeld voor Maarten Kranenburg, Hendrik Lugthart, Egge Lammers en Leendert van der Velde. Na de arrestatie van Hendrik heeft Josina zijn portie aan Leendert ter hand gesteld. De gouden knoopjes en krullen en de zilveren broekstukken zijn door Kranenburg in een doekje gewikkeld en in het tuintje van zijn zwager Leendert Kraan in Nieuwe-Tonge begraven. Dit ging allemaal buiten Lena Hoogzant om; zij had geen weet van de verdeling van de buit.




Het proces
Het Hof van Assises der Provincie Holland Zuiderkwartier had in april 1819 zes dagen nodig om tot een oordeel te komen over de diefstal bij Laurens Hollander in Sommelsdijk in 1817 en de roofmoord op Cornelis Trommel eveneens in Sommelsdijk in 1818. Vijf rechters (mrs. Hendrik van der Burgh,Benjamin Petrus van Wesele Scholten, David Westenberg, Pieter Vromans en jonkheer Jan de la Bassecour Caan), zes advocaten (Keuchenius, Buiskes, Vitringa, Fokkestaart, Dominicus en Van Gigh) en vijftien getuigen waren bij het proces betrokken.
Maarten Kranenburg en Hendrik Lugthart werden schuldig bevonden aan doodslag met voorbedachte rade en diefstal in de zaak Cornelis Trommel en schuldig aan een tweede diefstal bij Laurens Hollander.
Lena Hoogzant werd medeplichtig bevonden aan doodslag met voorbedachte rade.
Leendert Wouterse van der Velde en Egge Lammers werden schuldig bevonden aan medeplichtigheid aan de moord, braak en diefstal. Egge Lammers was bovendien schuldig aan de diefstal bij Laurens Hollander.
Karel Kuijpers werd schuldig bevonden aan de diefstal bij Laurens Hollander.

Vonnis
Het vonnis luidde dat Maarten Kranenburg, Hendrik Lugthart, Leendert van der Velde en Egge Lammers werden veroordeeld tot de galg. Lena Hoogzant moest aan de wurgpaal met de koorde gestraft worden tot de dood erop volgt. Haar man Karel Kuijpers moest met roeden worden gegeseld en kreeg vijftien jaar rasp- , tucht-, of werkhuis.
Vijf daders zouden dus de doodstraf krijgen, ongeacht hun rol in de roofmoord.

Gratieverzoek 
De veroordeelden gingen in cassatie bij het Hoog Gerechtshof in Den Haag. Hun beroep werd op 11 juni 1819 afgewezen.
Het laatste redmiddel was een gratieverzoek aan Zijne Majesteit de Koning. Hij heeft  'in hoogst deszelfs wijsheid' besloten om de doodstraf van Lena Hoogzant, Leendert van der Velde en Egge Lammers om te zetten in 'de straf van geseling en brandmerk, met den strop om den hals,en twintig jaren confinement in een der tucht- of werkhuizen'.

De vonnissen zijn in Brielle ten uitvoer gebracht. Maarten Kranenburg en Hendrik Lugthart zijn op 30 augustus 1819 daadwerkelijk aan de galg geëindigd (6). De andere veroordeelden kregen lijfstraffen te verduren en werden vervolgens voor twintig jaar opgesloten met uitzondering van Karel Kuijpers die vijftien jaar kreeg.

Zoals in die tijd gebruikelijk was werd over deze gebeurtenis een lied gemaakt. Het bestaat uit vijftien coupletten en is gepubliceerd als onderdeel van het 'Omstandig verhaal'.

10.
Dus heeft het Heilig Recht,
Hun 't Vonnis toegezegt,
Naar waarde van hun daad, zo duidelyk ten toon,
Ontvangen ze in Den Briel hun welverdiende loon;
Twee mannen; als gehoord,
In 't openbaar gestraft al met de Koord,
Drie van hun zijn genâe geschonken,
van 't Sterven vrij verklaard,
En 't levenslicht gespaard 

11.
Maar Geseling en Tucht,
Werd openbaar de vrucht, 
Van medeschuldig aan dezelfde daad,
Zo straft de Zonde zig, het zy dan vroeg of laat,
[...]


Epiloog
Karel Kuijpers is in 1830 in gevangenschap in 's-Hertogenbosch overleden. Lena Hoogzant is kort na haar vrijlating in 1840 hertrouwd.  De vrouw van Egge Lammers is van hem gescheiden; Egge is eveneens in 1840 hertrouwd. Leendert van der Velde is na twintig jaar teruggekeerd bij zijn gezin in Sommelsdijk.

Over  de hoofdpersonen volgt een afzonderlijk bericht met genealogische informatie.

1. Paul Brusse, Jeanine Dekker e.a. Geschiedenis van Zeeland, deel 3 1700-1850, o.a. p. 159, 161, 167.  Een paar Zeeuwse voorbeelden die overigens niet in het boek staan: Op 3 februari 1817 werd Marinus van Nieuwenhuyzen in Middelburg terechtgesteld wegens het plegen van een dubbele moord in Elkerzee op Schouwen. In 1821 is er een roofmoord in Sint-Kruis gepleegd. De bende van Jan Catoen was rond 1800 in Zuid-Beveland en West-Brabant actief (zie o.a. de publicaties van J.H. Midavaine in diverse tijdschriften). Via catalogus Zeeuwse Bibliotheek: Hoedekenskerke (1840), Nieuwerkerk (1844), Koewacht (1849), Nieuwvliet (1756)
Voor het algemene beeld van de situatie in de landbouw: Bieleman, Boeren in Nederland, Amsterdam 2008, p.156
2. K.Vos.Gedenkschrift ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan van het departement Middelharnis-Sommelsdijk der maatschappij tot nut van 't algemeen uit aantn. van Jan van Schouwen Cz. . Middelharnis, 1910. p.56,57.  
3. Jan Both.Criminaliteit en rechtspraak in de hoge heerlijkheid Middelharnis 1621 - 1811. Middelharnis 2001
Deels verschenen als feuilleton in Eilanden-nieuws september 2000 - maart 2001. (link verwijst naar PDF op de website van de Streekarchief Goeree-Overflakkee).p. 30
4. Bronnen: De Wekelijksche Verzamelaar van 24 mei en 31 mei 1819. Hier vinden we een uitvoerig verslag van beide misdaden.
Omstandig verhaal van den moord, aan de persoon van Cornelis Trommel, te Sommelsdijk gepleegd; benevens de regtspleging en veroordeling van Maarten Kranenburg etc. [...] welke vonnissen op maandag den 30sten augustus 1819 in de Stad Brielle, zullen worden ten uitvoer gebracht.
Het Omstandig verhaal bevat deels dezelfde tekst als de Wekelijksche Verzamelaar, maar is bijgewerkt tot en met het gratieverzoek en uitgebreid met een lied van 15 coupletten
5. Cornelis Trommel was 67 jaar. Overlijdensakte Sommelsdijk akte 5,  8 januari 1818. Er zijn geen gegevens over zijn familieleden. Transcriptie van het proces-verbaal op p. 4  van de Genealogie Trommel
6.  Overlijdensakte Brielle 1819, nummer 70 (Hendrik Lugthart) en 71 (Maarten Kranenburg) beiden op 30 augustus 1819 overleden


Geen opmerkingen:

Een reactie posten