zondag 13 januari 2013

Groepsfoto's van jonge mannen uit Middelharnis 1910 en 1925

Twee foto's van jonge mannen uit Middelharnis.  De eerste foto is rond 1910 genomen en is afkomstig uit de visssersfamilie Van Delft. Mattheus (linksachter) is zelf nog visser geweest.


Gerrit van Dongen (geb.1884) rechtsachter
Mattheus van Delft  (geb. 1883) linksachter
Hendrik Groen (geb.1883)  rechtsvoor
G. van Strien linksvoor
De tweede foto van rond 1925 komt uit de vissersfamilie Boogerman. De tweeling Gerrit en Arij zit midden voor. Twee neven Jongejan staan ook op deze foto. De andere heren in hun nette pak zijn niet bekend. Voor deze generatie was het vissersberoep niet meer aan de orde. Veel zonen van vissers werden ambachtslieden.


Midden voor Gerrit Boogerman en Arij Boogerman (geb.1906)
met daarachter Simon Bastiaan Jongejan (geb. 1907)
Linksachter Cornelis Jongejan (geb. 1911)



Foto 1 afkomstig van de heer B.J. Maat en foto 2. van mw. A. de Hamer-Boogerman

donderdag 10 januari 2013

Woutrina Breur (1826-1903), Joost van Hulst (1824-1863), Pieter van Hulst (1849-1863)

De scheepsrampen van 1863: Vrouwe Aplonia en Eben Haëzer vergaan
In de orkaan die woedde op 3 en 4 december 1863 zijn veel sloepen ten onder gegaan, waaronder twee vissloepen uit Middelharnis met 26 bemanningsleden. De Antwerpse sloep Josephine had ook nog twee bemanningsleden uit Middelharnis aan boord zodat er in totaal 28 levens te betreuren waren 
Aanvankelijk berichtten de kranten alleen over het vergaan van de Eben Haëzer maar later in de maand december werd duidelijk dat ook de Aplonia niet zou terugkeren. De verslagenheid in het dorp was groot. Aanvankelijk ging het om negen weduwen en achttien kinderen die hulpbehoevend werden, dit aantal liep op tot negentien weduwen en veertig kinderen.


Nieuwe Rotterdamsche Courant, 31 maart 1865

'Eene blinde moeder met 3 kinderen'
Van de negentien hulpbehoevende weduwen werd in de advertenties in de kranten een weduwe specifiek genoemd: een blinde moeder met drie kinderen van wie de oudste tien jaar was.
Deze vrouw verloor haar man op de ene sloep en haar vijftienjarige zoon op de andere sloep.
Met enig speurwerk is het gelukt om te achterhalen dat het om Woutrina Breur en haar gezin gaat.

Woutrina Breur
Woutrina is geboren in Sommelsdijk in 1826. Ze trouwde op 8 december 1848 in Sommelsdijk met Joost van Hulst, geboren in 1824 en visser van beroep. Ze waren 22 en 24 jaar oud.
Op 22 maart 1849 werd Pieter geboren, Klaasje uit 1851 is in 1854 overleden. Jannetje is van 28 november 1853, Gerrit uit 1857 is in 1858 overleden, op 20 februari 1859 is opnieuw een Gerrit geboren. De jongste dochter Klaasje is van 29 december 1862.

Joost van Hulst was aan boord van de Eben Haëzer, hij is op 3 of 4 december 1863 op 39-jarige leeftijd omgekomen.
Pieter van Hulst (1849-1863),  14 jaar en 9 maanden, was het jongste bemanningslid van de Vrouwe Aplonia, en is in dezelfde storm gebleven.

Woutrina Breur bleef met drie kinderen achter, Jannetje van 10 jaar, Gerrit van bijna 5 jaar en Klaasje bijna een jaar oud. Klaasje is al in 1867 overleden op vierjarige leeftijd.

Jannetje van Hulst is in 1874 met Frans van der Valk getrouwd en in 1933 overleden. Uit dit huwelijk zijn geen kinderen geboren.
Woutrina woonde met zoon Gerrit in de Nieuwstraat.
Gerrit van Hulst is in 1885 met Maatje van Wezel getrouwd en al snel weduwnaar geworden, in 1888 is hij hertrouwd met Cornelia Pas. Uit dit huwelijk zijn zeven kinderen in Middelharnis. geboren. Gerrit is in 1917 in Rotterdam overleden.

De zus van Woutrina, Johanna Breur, is in 1867 ook weduwe geworden toen haar man Abraham de Man (1829-1867) overleden is. Hij was bemanningslid van de sloep Wisselvalligheid.

Woutrina is in 1903 overleden, 77 jaar oud. Ze is in tegenstelling tot de meeste andere weduwen van de ramp van 1863 nooit hertrouwd. Haar handicap heeft hierbij wel een rol gespeeld denk ik. Hoe ze in haar levensonderhoud voorzag is niet bekend, ze is vermoedelijk afhankelijk geweest van de kinderen.

aanvullende gegevens verkregen van Rob van Hulst. 
Ook de volgende generaties heeft hij uitgezocht.
zie ook genealogie van Hulst.

'De taal is te arm om mijne smart uit te drukken'

Adelaïde Gertruid Kleyn (1786-1858) en Hermanus Johannes Schippers (1781-1829)
Adelaïde Gertruid Kleyn was dichteres. Als vrouw van de predikant Hermanus Johannes Schippers verbleef ze van 1821 tot zijn overlijden in 1829 in Middelharnis. Ds. Schippers deed zijn intrede op 7 oktober 1821.
Ze werd geboren in Hooge Zwaluwe, haar vader was letterkundige, burgemeester en rechter en haar moeder, Antoinette Ockerse , was dichteres en schrijfster.
Op 16 juli 1814 is ze getrouwd met Hermanus Johannes Schippers. Haar levensbeschrijving staat in het Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland, via deze link te lezen: Adelaïde G. Kleyn 

Haar ouders waren vooraanstaande figuren in het culturele en politieke leven van die tijd.
Adelaïde Kleyn zelf publiceerde slechts één bundel met 22 gedichten geschreven tussen 1807 en 1813. Het waren weemoedige verzen die ze publiceerde in het jaar van haar huwelijk met Schippers.

In februari 1815 werd hun eerste zoon geboren die stierf bij de geboorte. Tussen 1816 en 1824 werden nog twee zoons en twee dochters geboren. Het gezin verhuisde vaak, omdat Schippers als predikant naar diverse plaatsen werd beroepen: in 1817 naar Oudenbosch, in 1820 naar Egmond Binnen en in 1821 naar Middelharnis.

Het verblijf in Middelharnis inspireerde haar kennelijk niet tot het schrijven van poëzie, want uit deze periode is geen werk van haar bekend.

Een van de eerste daden van Ds. Schippers was de kerkelijke inzegening van het huwelijk van betovergrootvader Maarten Dijkers op 12 mei 1822 met Sijtje van de Roovaart (zie bericht op dit blog van 29 februari 2012). Samen met burgemeester van Weel vormde ds. Schippers in 1825 een comité om geld in te zamelen voor de nabestaanden van de dertien bemanningsleden van de gaffelschuit van Jacob Bree. Ds. Schippers was enige tijd voorzitter van de plaatselijke afdeling van de Maatschappij tot nut van 't algemeen.

Schippers kreeg al vroeg problemen met zijn gezondheid. Vanaf november 1826 had hij last van 'een droevige belemmering aan zijn spraakvermogen'. Hij kon niet meer preken en geen catechisatie meer geven. De kerkenraad werd in januari 1828 ongeduldig omdat de ziekte zo lang duurde en vroeg aan drie Leidse doktoren om raad. De artsen waren optimistisch over zijn herstel. Schippers herstelde langzaam en kon eind 1828 zijn werk hervatten (1). Op 13 september 1829 stierf hij echter vrij onverwacht,  ‘na een allersmartelijkst lijden van vijf dagen’.

Na de dood van haar man verhuisde Adelaïde met haar gezin naar Leiden.

In 1833 en 1836 heeft ze nog een aantal gedichten geschreven die over haar kinderen gingen.

Tussen 1835 en 1842 heeft ze haar vier kinderen allemaal verloren: in 1834 stierf de zeventienjarige Jan Pieter Herman, in 1839 haar veertienjarige jongste dochter Antoinette Petronelle, in 1840 haar twintigjarige zoon Anthony Rudolph, in 1842 haar 23-jarige dochter Lucretia Adelaide.

Adelaïde Gertruid Kleyn overleed op 4 november 1858 in Leiden ‘na een langdurig lijden’, zoals de overlijdensadvertentie vermeldt. Ze was 73 jaar oud.(2).

Lucretia Adelaïde Schippers (1818-1842)
Lucretia Adelaïde kwam als klein kind in Middelharnis wonen. Ze was ongeveer drie jaar oud in 1822 en toen het gezin vertrok was ze ongeveer tien jaar.
In 1826 werd de eerste vissloep in Middelharnis gebouwd.  Dominee Schippers had een aandeel in deze schuit. Deze sloep kreeg de naam Lucretia Adelaïde.  In 1865 is een sloep met dezelfde naam met man en muis vergaan.


Nederlandsche Staatscourant, 19 april 1826


Op 6 januari 1842 is Lucretia Adelaïde Schippers overleden. Het verdriet van haar moeder is treffend verwoord in de overlijdensadvertentie met de zin :  ‘De taal is te arm om mijne smart uit te drukken’ 



Leydsche Courant 10 januari 1842


1. J.L. Braber. Historie Nederlands Hervormde Kerk Middelharnis, p. 84-85.
2. Gegevens ontleend aan het lemma van Els Naaijkens in Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland